Ze waren een kleine groep – de meeste Joden hadden hun geloof verloren in een God, waarvan ze geloofden dat Hij hun verlaten had; toch waren deze religieuze Joden een belangrijk onderdeel van het leven in het getto, hun verhaal verdient het om verteld te worden.Door Eli Kavon
9 oktober 2017
(Foto: Warsaw uprising – Wikimedia) Ze keken met afgrijzen toe hoe hun kinderen in de straten van het getto stierven van vlektyfus en honger. Ze probeerden hun zonen en dochters te redden, maar waren zelf nauwelijks in staat om te overleven. Ze waren getuige van de deportatie van de meesten van het Jodendom van Warschau naar het concentratiekamp Treblinka in de zomer van 1942. Maar ze dansten op Simchat Thora, een tijd van grote vreugde, die gedempt werd door de dood van hun naasten.
De belangrijkste kronieken van het dagelijks leven in het getto van Warschau zijn de Oneg Sabbat Archieven van Emanuel Ringelblum. Wat is gebleken uit de archieven uit de puinhopen van Warschau vertelt in detail het verhaal van het joodse leven onder Duitse bezetting. Maar omdat hij verbonden was met de linkse Joodse Strijdorganisatie in het getto, vertelt hij ons weinig over het religieuze leven en godsdienstige Joden. Gelukkig hebben we het dagboek van een insider in de orthodoxe gemeenschap van Warschau, dat veel informatie verschaft, die ontbreekt in de Oneg Sabbat Archieven. Dat is het dagboek van Hillel Seidman.
Seidman, een orthodoxe Jood aangesloten bij de ultraorthodoxe Agudath Israëlorganisatie, was directeur van de archieven van de Joodse gemeenschap (de Kehillah) in Warschau. Tijdens de getto periode maakte de Kehillah deel uit van de Joodse Raad van het getto.
Seidman kende vele leiders van het Joodse leven van Warschau van zowel vóór als tijdens de oorlog. Vooral belangrijk voor dit essay is het feit, dat de archivaris van de gemeenschap met veel rabbijnen bevriend was, die de gemeenschap van Warschau leidden. Seidman overleefde de Shoah. Zijn dagboeken en memoires zouden nader moeten worden bestudeerd, aangezien ze veel meer informatie over joods religieus leven in het getto onthullen, dan het Ringelblum archief.
In de dagboeken – Seidman begon zijn kroniek op het hoogtepunt van de deportaties van de Joden naar Treblinka in juli 1942 – beschrijft hij het bestaan in het getto van ondergrondse yesjivot, waar jonge mannen zich verdiepen in de heilige teksten van het Jodendom. Lijdend onder de marteling van de honger, verschenen deze studenten in de vroegste uren van de ochtend op zoek naar voedsel om in leven te blijven. Seidman ontmoet de yesjivastudenten en is bewogen door hun toewijding aan de Thora in de hel van het getto.
Seidman beschrijft in een notitie van 21 september hoe de Joden van Warschau in staat waren om te bidden op Jom Kippoer, ondanks de Nazi-eisen dat de Joden moesten werken. Hij plaatst de volgende aantekening: ‘De Duitsers hebben verordonneerd, dat het werk op Jom Kippoer moet worden voortgezet, maar de Joden zoeken strategieën om dit te omzeilen.’ Alle fabrieken en de werkplaatsen organiseren hun eigen gebeden, waar ze bidden met gebroken harten en geweldige kavana (intentie).
In een werkplaats leidde de beroemde cantor Gershon Sirota het gebed. Zelfs in de jaren vóór de oorlog was zijn stem al verzwakt en had haar vroegere resonantie verloren.
Nu in zijn ouderdom en onder de meest onderdrukkende omstandigheden, kwam zijn stem verrassend terug met al haar voormalige kracht en charme. Zijn gemeente luisterde in verbazing en verwonderde zich toen de talentvolle maar verouderde cantor al zijn eerdere optredens overtrof en veel ogen vulden zich met tranen.
Seidman gaat verder met een ontroerende beschrijving in zijn dagboek, hoe de Joden met de cantor de plechtige woorden van het gebed “Avinu Malkeinu” zongen. Hoe Joden de geestkracht vonden, na de massale deportaties van slechts enkele weken daarvoor, om God te loven, is een geweldig hoofdstuk in het spirituele en religieuze leven en het verzet van de Joden in het getto van Warschau.
In een dagboekvermelding tijdens de feestdag van Soekot, beschrijft Seidman hoe in een werkplaats in het getto, Rabbi Avraham Hendel, rabbijnen en yesjiva-studenten kon binnensmokkelen. Als ze werkten, reciteerden ze de gebeden – inclusief de “Hoshanot” – en repeteerden daarna de lessen met teksten uit de Talmoed, die ze kenden uit het geheugen. Ze deden dat, ondanks het gevaar door de Duitse opzichters in de werkplaats gepakt te worden.
Seidman schrijft over deze vrome mannen: “Wie maakt zich zorgen over de Duitse opzichters of de SS? Snel vergaten ze de voortdurende honger, de aanhoudende vervolging en onderdrukking, de altijd aanwezige dreiging van de dood. Zij zijn niet meer in een fabriek op Nowolipie Straat 46, maar binnenin de gehouwen kamer van de tempel tijdens een vergadering van het Sanhedrin. Terwijl sommigen bezwijken onder hun mishandeling, stijgen deze gedolim (grote Thora persoonlijkheden) tot nieuwe geestelijke hoogten.”
In zijn naoorlogse memoires verhaalt Seidman het tragische lot van het overblijfsel van de Joden van Warschau, die in 1942 Simchat Thora vierden. Hij vertelt het verhaal van één van de grote rabbijnen van Warschau, Rabbi Yehudah Leib Orlean, die de nazi-moordenaars trotseerde in zijn viering van wat verondersteld werd een feestdag van echte vreugde te zijn.
Op Simchat Thora 1942 bleef uit een half miljoen zielen slechts een klein overblijfsel – ongeveer 30.000 joden – in leven in de voormalige hoofdstad van het Poolse Jodendom. Ongeveer 15 mannen vergaderden in het appartement van Rabbi Menachem Ziemba op Nalewki Straat 37 om te bidden en hakafot voor te dragen. Ze droegen de Thorarollen en liepen plechtig rond de tafel. Het waren allemaal gebroken mannen, beroofd van familie en verwanten, hun harten vol met wanhoop. Orlean was helemaal kapot, toen hij ontdekte dat zijn vrouw en vijf kinderen, die hij persoonlijk in Thora en vroomheid had opgeleid, beestachtig waren vermoord. De traditionele verzen van Simchat Thora, die meestal met veel animo gezongen werden, werden daarentegen met verdriet aangeheven.
Opeens kwam een 12-jarige jongen de kamer binnen en pakte een gebedenboek om te bidden. Dit was hoogst ongewoon. Kinderen overleefden nog nauwelijks in het getto; meestal waren zij de eerste slachtoffers van de barbaarse Duitsers. Toen de gemeenteleden met droefheid rond de kamer stapten, sprong Orlean plotseling uit de cirkel. Hij greep de jongen en met hem de wetsrol in zijn armen en begon wild te dansen terwijl hij luidkeels zong, “Ein yunger Yid mit die heilige Thora – een jonge Jood met de heilige Thora!” Een huivering ging door de kleine gemeente bij de vreemde aanblik; volwassen mannen begonnen stilletjes te huilen. Ze sloten zich aan bij de geïmproviseerde niggun (uitvoering van gezongen gebeden) en vormden een dansende cirkel rond Orlean en de jongen.
Orlean danste met onnatuurlijke energie continu de woorden “Ein yunger Yid mit die heilige Thora” zingend. Ondanks zijn eigen diepgaande persoonlijke tragedie, vond zijn grote liefde voor de Thora in combinatie met een geweldig medeleven van een opvoeder met een onbekend Joods kind stem in die bovennatuurlijke dans. Dat was de laatste dans op de ultieme Simchat Thora van de laatste Joden in Warschau.
Het relaas van Seidman over Orlean is een tragedie, maar ook een verslag van geestelijke strijd. Verzet werd belichaamd in het leven en dood van een andere grote rabbi uit Warschau, rabbi Ziemba. Tijdens een vergadering van het leiderschap van het getto in januari 1943 riep Ziemba op tot kiddush Hashem (heiliging van Gods naam) niet door martelaarschap, maar door gewapende strijd tegen een vijand, die elke Jood in Europa wilde vernietigen.
Ziemba wordt in de Joodse wereld zelden vermeld. Haredim concentreren zich meer op zijn geleerdheid dan op zijn revolutionaire herinterpretatie van het heiligen van Gods naam. Maar Seidman redde de geschiedenis over de rabbijnen van het getto en daar moeten we dankbaar voor zijn.
Zijn geschriften werpen licht op een genegeerd hoofdstuk in de geschiedenis van de Holocaust.
De auteur is een voormalig rabbijn.
Bron: www.jpost.com
Vertaling: PoF
Brian V.
Op 7 november 2017 om 10:32 pm uur
Op hen zij de vrede.
Am Israel Chai.